De Bad leaver bepaling
In samenwerkingsovereenkomsten of aandeelhoudersovereenkomsten worden vaak “leaver bepalingen” opgenomen. Bij aandeelhoudersovereenkomsten zorgen deze bepalingen er voor dat een aandeelhouder in bepaalde situaties verplicht is om zijn aandelen in de onderneming aan te bieden aan de andere aandeelhouder(s) van de onderneming. Hierbij wordt er verschil gemaakt tussen een “good leaver” die zonder problemen vertrekt en een “bad leaver” die vaak vertrekt omdat er een conflict of onwenselijke situatie heeft plaatsgevonden.
Bad leaver: gevolgen en verplichtingen
Wanneer een aandeelhouder kwalificeert als een bad leaver dan zijn de gevolgen voor deze bad leaver-aandeelhouder groot. Ten eerste moet de bad leaver-aandeelhouder verplicht zijn aandelen in de onderneming aanbieden aan de andere aandeelhouder(s). Daarnaast wordt er in de aandeelhoudersovereenkomst bepaald tegen welke voorwaarden de bad leaver-aandeelhouder zijn of haar aandelen moet aanbieden. Vaak wordt hierbij opgenomen dat de bad leaver-aandeelhouder verplicht is om de aandelen aan te bieden tegen een koopprijs die flink lager is dan de marktwaarde of een reële prijs. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de nominale waarde van de aandelen, welke in sommige gevallen slechts één euro bedraagt.
In de afgelopen periode is er in de literatuur geschreven over dit onderwerp en is er ook geprocedeerd over de vraag of deze gedwongen aanbieding tegen een lage waarde/prijs van de aandelen in overeenstemming zijn met de redelijkheid en billijkheid en of de bad leaver bepaling niet zou moeten worden aangemerkt als een boetebeding.
Of de bad leaver bepaling kwalificeert als boetebepaling is een kwestie van het uitleggen van de bepaling aan de hand van de haviltex maatstaf. Dit houdt in dat er in beginsel niet alleen naar de tekst van de bepaling wordt gekeken, maar ook naar de bedoeling van de partijen bij het opnemen van deze bepaling en naar wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten bij de uitleg van de bepaling.
Rechtbank Den Haag oordeelde op 20 juni 2018 over een bad leaver bepaling. Bij deze bepaling was er aansluiting gezocht bij het wetsartikel 7:678 BW dat gaat over ontslag wegens dringende reden. De rechter kwam hierbij tot het oordeel dat de bad leaver bepaling niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid en dat deze ook niet kwalificeerde als een boetebeding in de zin van artikel 6:91 BW.
Wij adviseren op basis van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 juni 2018 om de bad leaver bepaling zo objectief en volledig mogelijk op te schrijven, zodat er weinig ruimte voor discussie overblijft. Het is in dat opzicht verstandig om aansluiting te zoeken bij de situatie dat de arbeids- of managementovereenkomst met de manager eindigt op grond van een dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:678 BW. Ook de gevolgen en andere omstandigheden, zoals de overdrachtsprijs, concurrentiebedingen, etc. moeten duidelijk worden opgenomen. Daarnaast adviseren wij de bad leaver bepaling niet als een boetebeding te formuleren.
Conclusie
Wanneer je er dus voor kiest om een bad leaver bepaling op te nemen in de samenwerkingsovereenkomst of een aandeelhoudersovereenkomst, moet je rekening houden met de uitleg van deze bepaling aan de hand van de omstandigheden van het geval. Hierbij is het voor de geldigheid van de bepaling van grote waarde dat deze bepaling goed geformuleerd is. Wil je een bad leaver bepaling opnemen of laten controleren? Neem dan contact op met een van onze specialisten Ali Arslan, Jelle Damstra, Hasan Kaya, Linzy Sieljes of Bowien Ravesteijn.