Beslag op vastgoed
Beslag op vastgoed is een effectieve manier om verhaal te halen bij de schuldenaar. Hieronder worden de verschillende beslagvormen uitgelegd om het belang van het zogenaamde deelgenotenbeslag te duiden.
Het conservatoir verhaalsbeslag op vastgoed wordt gelegd indien de schuldeiser een geldvordering heeft op de schuldenaar en de schuldenaar deze onbetaald laat. Ter zekerheid kan de schuldeiser – na verlof van de rechtbank – beslag leggen op het vastgoed. Het beslag heeft blokkerende werking, dat wil zeggen dat als het vastgoed nadien wordt overgedragen, deze overdracht niet tegen de schuldeiser kan worden ingeroepen. De schuldeiser kan – nadat zijn vordering door de rechter is toegewezen – het vastgoed executeren (het conservatoir beslag gaat dan over in executoriaal beslag) en zich op de opbrengst verhalen.
Iets anders is het conservatoir leveringsbeslag op vastgoed. In die situatie gaat het niet om een geldvordering van een schuldeiser op een schuldenaar die de schuldeiser verhaald wil krijgen, maar eist de schuldeiser dat het vastgoed aan hem wordt geleverd. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als tussen partijen een koopovereenkomst is gesloten, en de verkoper niet meewerkt aan de levering van het vastgoed. Ter zekerheid van de nakoming – de levering – kan schuldeiser het vastgoed beslaan, zodat – nadat zijn vordering door de rechter is toegewezen – het vastgoed aan hem kan worden geleverd.
Wanneer speelt dan het deelgenotenbeslag? Indien een schuldenaar samen met een ander het eigendom van het vastgoed heeft, is hij rechthebbende van de onverdeelde aandeel in het gemeenschappelijk vastgoed. Naast conservatoir beslag op het onverdeelde aandeel is het raadzaam om deelgenotenbeslag te leggen. Hiermee kan de schuldeiser er zeker van zijn dat de (eventueel) aan de schuldenaar toe te delen vastgoed beschikbaar blijft voor verhaal. Dit is een conservatoir beslag tot levering van het aan de schuldenaar toe te delen vastgoed. Dit deelgenotenbeslag geldt dus in aanvulling op het beslag op het (onverdeelde) aandeel van de schuldenaar in het gemeenschappelijk vastgoed, dus op het vastgoed zelf.